Wet raadgevend referendum 2014
Herziene tekst geldend vanaf 01-04-2017 (De wet wordt vermoedelijk in de loop
van 2018 weer afgeschaft.) Bron: Wetten.nl (10 maart 2018)
- - - - - - -
Wet van 30 september 2014, houdende regels inzake het raadgevend referendum (Wet
raadgevend referendum)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bepalingen vast te
stellen inzake het raadgevend referendum;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Paragraaf 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
b. referendum: raadgevend correctief referendum;
c. referendumcommissie: referendumcommissie, genoemd in artikel 87.
Paragraaf 2. Het raadgevend correctief referendum
Artikel 2
In de in deze wet omschreven gevallen wordt een referendum gehouden, indien na
een inleidend verzoek van ten minste tienduizend kiesgerechtigden ten minste
driehonderdduizend kiesgerechtigden daartoe bij een definitief verzoek de wens
kenbaar hebben gemaakt.
Artikel 3
De uitslag van een referendum geldt als een raadgevende uitspraak tot afwijzing,
indien een meerderheid zich in afwijzende zin uitspreekt en de opkomst bij het
referendum ten minste dertig procent van het totale aantal kiesgerechtigden
bedraagt.
Hoofdstuk 2. Voorwerp van het referendum
Artikel 4
Een referendum kan worden gehouden over:
a. wetten;
b. stilzwijgende goedkeuring van verdragen die binnen het Koninkrijk alleen voor
Nederland of een deel daarvan gelden.
Artikel 5
Geen referendum kan worden gehouden over:
a. wetten inzake het koningschap;
b. wetten inzake het koninklijk huis;
c. wetten inzake de begroting, bedoeld in artikel 105, eerste lid, van de
Grondwet;
d. wetten tot verandering in de Grondwet en wetten houdende verklaring dat er
grond bestaat een voorstel hiertoe in overweging te nemen;
e. wetten die uitsluitend strekken tot uitvoering van verdragen of besluiten van
volkenrechtelijke organisaties;
f. rijkswetten, behoudens rijkswetten tot goedkeuring van verdragen die binnen
het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan gelden;
g. wetten als bedoeld in de artikelen 11 en 12, tweede en derde lid, die
uitsluitend strekken tot intrekking of tot regeling van de inwerkingtreding van
een wet naar aanleiding van een daarover gehouden referendum;
h. wetten als bedoeld in de artikelen 12, derde lid, en 16, derde lid, die
uitsluitend strekken tot goedkeuring van het voornemen tot opzegging van een
verdrag naar aanleiding van een over de goedkeuring van dat verdrag gehouden
referendum;
i. wetten als bedoeld in artikel 15, tweede lid, die uitsluitend strekken tot
intrekking van de aan een verdrag verleende goedkeuring naar aanleiding van een
daarover gehouden referendum.
Hoofdstuk 3. Mededeling en inwerkingtreding van voor een referendum vatbare
wetten en stilzwijgende goedkeuring van verdragen
Paragraaf 1. Wetten
Artikel 6
1 Onze Minister besluit in overeenstemming met Onze Minister wie het aangaat
onverwijld nadat een wetsvoorstel is bekrachtigd, of, gelet op artikel 5, over
de wet een referendum kan worden gehouden.
2 Indien Onze Minister tevens de enige minister is wie het aangaat, neemt Onze
Minister het besluit in overeenstemming met Onze Minister van Veiligheid en
Justitie.
3 Indien het een wet tot goedkeuring van een verdrag betreft, wordt het besluit
genomen door Onze Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met Onze
Minister en Onze Minister wie het aangaat.
Artikel 7
1 Onze Minister doet binnen een week na de bekrachtiging van een wet die niet
strekt tot goedkeuring van een verdrag, mededeling in de Staatscourant van:
a. de bekrachtiging;
b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van de wet;
c. zijn besluit of over de wet een referendum kan worden gehouden.
2 Onze Minister van Buitenlandse Zaken doet binnen een week na de bekrachtiging
van een wet tot goedkeuring van een verdrag mededeling in de Staatscourant van:
a. de bekrachtiging;
b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van de wet en het verdrag;
c. zijn besluit of over de wet een referendum kan worden gehouden.
Artikel 8
1 Een tijdstip van inwerkingtreding van een wet of onderdeel van een wet
waarover een referendum kan worden gehouden, wordt niet eerder gesteld dan acht
weken na de mededeling in de Staatscourant, bedoeld in artikel 7.
2 Indien bij of krachtens de wet een tijdstip van inwerkingtreding zodanig is
vastgesteld dat dat tijdstip valt binnen de in het eerste lid genoemde termijn,
wordt de inwerkingtreding van rechtswege opgeschort tot de dag na het
verstrijken van die termijn.
3 Artikel 7 van de Bekendmakingswet blijft buiten toepassing.
Artikel 9
Indien een inleidend verzoek tot het houden van een referendum over een wet
onherroepelijk is toegelaten, vervalt hetgeen in die wet omtrent de
inwerkingtreding is geregeld van rechtswege.
Artikel 10
Indien onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden gehouden of
dat een referendum niet heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot
afwijzing, wordt de inwerkingtreding bij koninklijk besluit opnieuw geregeld.
Artikel 11
Indien onherroepelijk is vastgesteld dat een referendum heeft geleid tot een
raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk een voorstel van
wet ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet of tot regeling
van de inwerkingtreding van de wet.
Artikel 12
1 Indien de inwerkingtreding van een wet waarover een referendum kan worden
gehouden, geen uitstel kan lijden, kan onder verwijzing in die wet naar dit
artikel de inwerkingtreding in afwijking van de artikelen 8 en 9 worden
geregeld, onverminderd de mogelijkheid over de wet een referendum te houden.
2 Indien over een wet als bedoeld in het eerste lid een referendum wordt
gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid tot een
raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist of een
voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van
de wet. Onze Minister wie het aangaat licht de Staten-Generaal zo spoedig
mogelijk in over de beslissing van de regering ter zake.
3 Betreft het een wet tot goedkeuring van een verdrag, dan wordt zo spoedig
mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend
strekt tot intrekking van de wet of tot goedkeuring van het voornemen tot
opzegging van het verdrag, indien de binding aan het verdrag reeds is aangegaan.
Onze Minister van Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig
mogelijk in over de beslissing van de regering terzake.
4 Voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de intrekking van een
wet overeenkomstig het tweede of derde lid dan wel de opzegging van een verdrag
overeenkomstig het derde lid schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs
niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding
niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent Onze Minister wie het
aangaat hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding
toe.
Artikel 13
1 De bekendmaking van een rijkswet tot goedkeuring van een verdrag dat binnen
het Koninkrijk alleen voor Nederland of een deel daarvan geldt, vindt niet
plaats dan nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat over die rijkswet
geen referendum zal worden gehouden dan wel de uitslag van een referendum over
die rijkswet onherroepelijk is vastgesteld.
2 Indien een referendum is gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit
heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig
mogelijk een voorstel van rijkswet ingediend dat uitsluitend strekt tot
intrekking of bekendmaking van de rijkswet.
Paragraaf 2. Stilzwijgende goedkeuring van verdragen
Artikel 14
1 Onze Minister van Buitenlandse Zaken besluit in overeenstemming met Onze
Minister en Onze Minister wie het aangaat, onverwijld na de verlening van
stilzwijgende goedkeuring van een verdrag, of, gelet op de artikelen 4 en 5,
over de stilzwijgende goedkeuring een referendum kan worden gehouden.
2 Onze Minister van Buitenlandse Zaken doet binnen een week na de verlening van
stilzwijgende goedkeuring van een verdrag, mededeling in de Staatscourant van:
a. de verlening van stilzwijgende goedkeuring;
b. een algemeen toegankelijke vindplaats van de tekst van het verdrag;
c. zijn besluit of over de stilzwijgende goedkeuring een referendum kan worden
gehouden.
Artikel 15
1 De binding aan een stilzwijgend goedgekeurd verdrag dat binnen het Koninkrijk
alleen voor Nederland of een deel daarvan geldt, wordt niet aangegaan dan nadat
onherroepelijk vaststaat dat over de stilzwijgende goedkeuring geen referendum
zal worden gehouden dan wel de uitslag van een referendum onherroepelijk is
vastgesteld.
2 Indien een referendum is gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit
heeft geleid tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig
mogelijk beslist of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend
strekt tot intrekking van de aan het verdrag verleende goedkeuring. Onze
Minister van Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in
over de beslissing van de regering ter zake. De binding aan het verdrag wordt
niet aangegaan voordat vier weken zijn verstreken nadat Onze Minister van
Buitenlandse Zaken de Staten-Generaal heeft ingelicht dat geen voorstel van wet
als bedoeld in dit lid zal worden ingediend.
Artikel 16
1 Indien het aangaan van binding aan een stilzwijgend nog goed te keuren of
goedgekeurd verdrag geen uitstel kan lijden, kan, onder verwijzing bij de
overlegging ter stilzwijgende goedkeuring van het verdrag aan de Staten-Generaal
naar dit artikel, de binding in afwijking van artikel 15, eerste lid, worden
aangegaan, onverminderd de mogelijkheid over de stilzwijgende goedkeuring een
referendum te houden.
2 De binding aan een verdrag voordat daarover een referendum heeft kunnen
plaatsvinden wordt aangegaan onder voorbehoud van mogelijke beëindiging voor het
Koninkrijk bij een raadgevende uitspraak tot afwijzing.
3 Indien over een stilzwijgende goedkeuring als bedoeld in het eerste lid een
referendum wordt gehouden en onherroepelijk is vastgesteld dat dit heeft geleid
tot een raadgevende uitspraak tot afwijzing, wordt zo spoedig mogelijk beslist
of een voorstel van wet zal worden ingediend dat uitsluitend strekt tot
goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het verdrag. Onze Minister van
Buitenlandse Zaken licht de Staten-Generaal zo spoedig mogelijk in over de
beslissing van de regering ter zake.
4 Voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de opzegging van een
verdrag overeenkomstig het derde lid schade lijdt of zal lijden welke
redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan
de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent Onze
Minister wie het aangaat hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen
schadevergoeding toe.
Artikel 17
Bepalingen in de volgende hoofdstukken van deze wet die betrekking hebben op een
referendum over een wet, zijn tevens van toepassing op een referendum over de
stilzwijgende goedkeuring van een verdrag.
Hoofdstuk 4. De kiesgerechtigdheid
Paragraaf 1. Vereisten voor kiesgerechtigdheid
Artikel 18
1 Kiesgerechtigd voor het referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor
de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
2 Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de
toestand op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming bepalend. Het
vereiste van het hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld
naar de toestand op de dag van de stemming.
Artikel 19
Artikel B 6 van de Kieswet is van toepassing.
Paragraaf 2. Registratie van kiesgerechtigdheid
Artikel 20
De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente voor
de verkiezingen van de Tweede Kamer geldt tevens als registratie van de
kiesgerechtigdheid voor referenda.
Artikel 21 [Vervallen per 01-04-2017]
Artikel 21a [Vervallen per 01-04-2017]
Artikel 21b [Vervallen per 01-04-2017]
Artikel 22
De artikelen D 2 tot en met D 9 van de Kieswet zijn van toepassing.
Hoofdstuk 5. Kieskringen en stembureaus
Artikel 23
Voor het houden van referenda wordt Nederland verdeeld in kieskringen die
overeenkomen met de kieskringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede
Kamer.
Artikel 24
1 Burgemeester en wethouders stellen één of meer stembureaus in de gemeente in.
2 Een stembureau bestaat uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te
stellen aantal leden, van wie er één voorzitter is.
3 Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voordat de stemming voor een
referendum wordt gehouden de leden van elk stembureau en een voldoend aantal
plaatsvervangende leden.
4 Artikel E 4, tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing,
met dien verstande dat:
a. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel b, in plaats van «voor de
desbetreffende verkiezing» wordt gelezen: voor het referendum;
b. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel c, in plaats van «bij een vorige
verkiezing» wordt gelezen: bij een vorig referendum of een vorige verkiezing;
c. in artikel E 4, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de
gekozenen is beslist» wordt gelezen: nadat de uitslag van het referendum is
vastgesteld.
Artikel 25
De hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer treden
op als hoofdstembureaus voor het houden van een referendum.
Artikel 26
De Kiesraad treedt op als centraal stembureau voor het houden van een
referendum.
Artikel 27
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent
inrichting, samenstelling en werkwijze van het centraal stembureau.
Hoofdstuk 6. Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum
Paragraaf 1. De indiening van verzoeken tot het houden van een referendum
Artikel 28
Het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het
totale aantal geldige verzoeken tot het houden van een referendum.
Artikel 29
1 Iedere kiesgerechtigde kan bij de voorzitter van het centraal stembureau een
verzoek tot het houden van een referendum indienen. Het verzoek dient binnen een
termijn van vier weken na een mededeling als bedoeld in hoofdstuk 3 door de
voorzitter te zijn ontvangen.
2 Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is
bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bedoelde termijn
het geval was.
3 Een verzoek wordt ingediend door het plaatsen van de voornaam, de achternaam,
het adres, de geboortedatum, de geboorteplaats en de handtekening op een lijst
of een fotokopie daarvan.
4 Op de lijst kunnen verzoeken van één of meerdere kiesgerechtigden staan.
5 De lijst wordt kosteloos beschikbaar gesteld door het centraal stembureau en
is reeds voorzien van een benaming van de wet waarop het verzoek betrekking
heeft. Bij ministeriële regeling wordt voor de lijst een model gesteld.
6 Een door de voorzitter van het centraal stembureau aan te wijzen persoon
tekent bij ontvangst van een lijst hierop de datum van ontvangst aan.
7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld
voor het indienen van verzoeken door de kiesgerechtigde die zijn werkelijke
woonplaats buiten Nederland heeft.
Artikel 30
1 Een verzoeker mag niet meer dan één verzoek tot het houden van een referendum
over dezelfde wet indienen.
2 Een ingediend verzoek kan niet worden ingetrokken.
Artikel 31
1 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat verzoeken tot het
houden van een referendum in afwijking van artikel 29 op elektronische wijze
kunnen worden ingediend.
2 Tot het bij algemene maatregel van bestuur openen van deze mogelijkheid kan
slechts worden overgegaan indien verzekerd is dat die wijze van indiening van
verzoeken geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en betrouwbaarheid.
3 Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt, zoveel
mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit
hoofdstuk bepaalde, bepaald op welke wijze deze verzoeken worden ingediend en
gecontroleerd.
4 Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur
treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling
gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Paragraaf 2. De beoordeling van het inleidend verzoek
Artikel 32
1 De voorzitter van het centraal stembureau besluit, indien er verzoeken zijn
ingediend, binnen een week na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in
artikel 29, of het inleidend verzoek tot het houden van een referendum wordt
toegelaten.
2 De voorzitter besluit slechts dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten,
indien het aantal ingediende verzoeken minder bedraagt dan tienduizend, dan wel,
indien toepassing is gegeven aan artikel 33, tweede lid, het aantal geldige
verzoeken minder bedraagt dan tienduizend.
Artikel 33
1 De voorzitter van het centraal stembureau stelt, indien er verzoeken zijn
ingediend, het aantal ingediende verzoeken vast.
2 Indien er tienduizend of meer verzoeken zijn ingediend stelt de voorzitter
tevens vast:
a. het aantal geldige verzoeken,
b. het aantal ongeldige verzoeken.
3 Ongeldig zijn de verzoeken die:
a. zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal
stembureau is ontvangen voordat de termijn, bedoeld in artikel 29, is
aangevangen;
b. zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal
stembureau is ontvangen nadat de termijn, bedoeld in artikel 29, is verstreken;
c. niet zijn ingediend op een lijst als bedoeld in artikel 29;
d. niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 29, derde lid, op de
lijst moeten worden geplaatst;
e. de gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;
f. onjuiste gegevens bevatten;
g. afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een
referendum over dezelfde wet hebben ingediend.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld betreffende de controle van de verzoeken.
Artikel 34
1 De controle van de verzoeken die niet reeds op grond van artikel 33, derde
lid, onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard, kan geschieden door middel
van een steekproef.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
betreffende de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd. Deze regels hebben
in ieder geval betrekking op de omvang van de steekproef, de kenmerken op basis
waarvan de selectie voor de steekproef wordt bepaald, de controle van de
verzoeken van kiesgerechtigde personen met een woonplaats buiten Nederland, en
de vaststelling van het totaal aantal geldige verzoeken op basis van de uitkomst
van de steekproef.
Artikel 35
1 Indien de voorzitter besluit een verzoek ongeldig te verklaren, wordt dit met
een vermelding van de reden op de lijst aangetekend.
2 De voorzitter van het centraal stembureau legt een kopie van een lijst waarop
één of meer verzoeken ongeldig zijn verklaard gedurende twee weken na de dag
waarop hij het besluit, bedoeld in artikel 32, heeft genomen voor een ieder ter
inzage.
Artikel 36
1 Nadat de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 33, 34 en 35, eerste lid, zijn
beëindigd, worden de lijsten in een pak gedaan. Het pak wordt verzegeld.
2 Op het pak wordt vermeld:
a. het aantal ingediende verzoeken;
b. het aantal geldige en ongeldige verzoeken, indien artikel 33, tweede lid, is
toegepast;
c. een aanduiding van de wet waarop de verzoeken betrekking hebben.
Artikel 37
1 Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds
proces-verbaal opgemaakt.
2 Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 38
1 De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de
toelating van het inleidend verzoek zo spoedig mogelijk bekend, door
kennisgeving van het besluit in de Staatscourant. Een afschrift van het
proces-verbaal wordt voor een ieder ter inzage gelegd.
2 De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating van het inleidend
verzoek mededeling aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en aan Onze Minister.
Artikel 39
1 De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat het
verzegelde pak, bedoeld in artikel 36, wordt vernietigd nadat drie maanden zijn
verstreken nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden
gehouden of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het
kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht
van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond, of, indien
strafvervolging is ingesteld of grond van deze wet, nadat er een onherroepelijke
rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
2 De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal
worden gehouden bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 36, ten dienst
van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van
justitie.
Hoofdstuk 7. Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum
Paragraaf 1. Het afleggen van verklaringen ter ondersteuning van het inleidend
verzoek
Artikel 40
Het definitieve verzoek tot het houden van een referendum wordt gevormd door het
totale aantal geldige verklaringen ter ondersteuning van het inleidend verzoek.
Artikel 41
1 Binnen zes weken na de bekendmaking van het besluit van de voorzitter van het
centraal stembureau dat het inleidend verzoek is toegelaten, dan wel van de
uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ingevolge
artikel 92, tweede lid, dat een beroep tegen het besluit van de voorzitter van
het centraal stembureau dat het inleidend verzoek niet wordt toegelaten gegrond
wordt verklaard, kan iedere kiesgerechtigde bij de voorzitter van het centraal
stembureau een verklaring tot ondersteuning van het inleidend verzoek afleggen.
De verklaring tot ondersteuning dient binnen de termijn van zes weken door de
voorzitter te zijn ontvangen.
2 Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is
bepalend of dit op enig tijdstip binnen de in het eerste lid bedoelde termijn
het geval was.
3 Een verklaring tot ondersteuning wordt afgelegd door het plaatsen van de
voornaam, de achternaam, het adres, de geboortedatum, de geboorteplaats en de
handtekening op een lijst of een fotokopie daarvan.
4 Op de lijst kunnen ondersteuningsverklaringen van één of meerdere
kiesgerechtigden staan.
5 De lijst wordt kosteloos beschikbaar gesteld door het centraal stembureau en
is reeds voorzien van een benaming van de wet waarop de ondersteuningsverklaring
betrekking heeft. Bij ministeriële regeling wordt voor de lijst een model
gesteld.
6 Een door de voorzitter van het centraal stembureau aan te wijzen persoon
tekent bij ontvangst van een lijst hierop de datum van ontvangst aan.
7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld
voor het afleggen van ondersteuningsverklaringen door de kiesgerechtigde die
zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft.
Artikel 42
1 Een kiesgerechtigde mag niet meer dan één verklaring tot ondersteuning van
hetzelfde inleidend verzoek afleggen.
2 Een afgelegde ondersteuningsverklaring kan niet worden ingetrokken.
Artikel 43
1 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat
ondersteuningsverklaringen in afwijking van artikel 41 op elektronische wijze
kunnen worden afgelegd.
2 Tot het bij algemene maatregel van bestuur openen van deze mogelijkheid kan
slechts worden overgegaan indien verzekerd is dat die wijze van het afleggen van
ondersteuningsverklaringen geen afbreuk doet aan de vereisten van toezicht en
betrouwbaarheid.
3 Bij de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur wordt, zoveel
mogelijk overeenkomstig en zo nodig in afwijking van het bij of krachtens dit
hoofdstuk bepaalde, bepaald op welke wijze deze ondersteuningsverklaringen
worden afgelegd en gecontroleerd.
4 Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur
treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling
gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Paragraaf 2. De beoordeling van het definitieve verzoek
Artikel 44
1 Het centraal stembureau besluit binnen twee weken na afloop van de termijn van
zes weken, bedoeld in artikel 41, of het definitieve verzoek tot het houden van
een referendum wordt toegelaten.
2 Het centraal stembureau besluit slechts dat het definitieve verzoek niet wordt
toegelaten, indien het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen minder
bedraagt dan driehonderdduizend, dan wel, indien toepassing is gegeven aan
artikel 45, tweede lid, het aantal geldige ondersteuningsverklaringen minder
bedraagt dan driehonderdduizend.
Artikel 45
1 Het centraal stembureau stelt, indien er ondersteuningsverklaringen zijn
afgelegd, het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen vast.
2 Indien er driehonderdduizend of meer ondersteuningsverklaringen zijn afgelegd,
stelt het centraal stembureau tevens vast:
a. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen,
b. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
3 Ongeldig zijn de ondersteuningsverklaringen die:
a. zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal
stembureau is ontvangen voordat de termijn, bedoeld in artikel 41, is
aangevangen;
b. zijn ingediend op een lijst die door de voorzitter van het centraal
stembureau is ontvangen nadat de termijn, bedoeld in artikel 41, is verstreken;
c. niet zijn ingediend op een lijst als bedoeld in artikel 41;
d. niet alle gegevens bevatten die op grond van artikel 41, derde lid, op de
lijst moeten worden geplaatst;
e. de gegevens bevatten van een persoon die niet kiesgerechtigd is;
f. onjuiste gegevens bevatten;
g. afkomstig zijn van personen die meer dan één verzoek tot het houden van een
referendum over dezelfde wet hebben ingediend.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld betreffende de controle van de ondersteuningsverklaringen.
Artikel 46
1 De controle van de ondersteuningsverklaringen die niet reeds op grond van
artikel 45, derde lid, onder a tot en met c, ongeldig zijn verklaard, kan
geschieden door middel van een steekproef.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
betreffende de wijze waarop de steekproef wordt uitgevoerd. Deze regels hebben
in ieder geval betrekking op de omvang van de steekproef, de kenmerken op basis
waarvan de selectie voor de steekproef wordt bepaald, de controle van de
ondersteuningsverklaringen van kiesgerechtigde personen met een woonplaats
buiten Nederland, en de vaststelling van het totaal aantal geldige
ondersteuningsverklaringen op basis van de uitkomst van de steekproef.
Artikel 47
1 Het centraal stembureau houdt op de tweede dag na afloop van de termijn van
twee weken, bedoeld in artikel 44, eerste lid, om tien uur een openbare zitting.
2 Dag en uur van de zitting van het centraal stembureau worden door de
voorzitter tijdig bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking wordt geregeld bij
algemene maatregel van bestuur.
3 De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
4 Door de aanwezige kiesgerechtigden kunnen mondeling bezwaren worden
ingebracht.
Artikel 48
Op de zitting maakt de voorzitter van het centraal stembureau aan de aanwezige
kiezers bekend:
a. het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen,
b. het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen, indien artikel
45, tweede lid, is toegepast;
c. het besluit, bedoeld in artikel 44, eerste lid.
Artikel 49
1 Bij twijfel over de geldigheid van de verklaring en bij ongeldigheid van de
verklaring maakt de voorzitter de redenen hiervoor, alsmede de beslissing
daaromtrent, onmiddellijk bekend.
2 Indien een van de aanwezige kiezers dit verlangt, wordt de betreffende lijst
getoond.
3 Indien wordt besloten een verklaring ongeldig te verklaren, wordt dit met
opgave van redenen op de lijst aangetekend.
4 De voorzitter van het centraal stembureau legt een kopie van een lijst waarop
één of meer ondersteuningsverklaringen ongeldig zijn verklaard gedurende twee
weken na de dag van de openbare zitting, bedoeld in artikel 47, eerste lid, voor
een ieder ter inzage.
Artikel 50
Het besluit tot toelating van een definitief verzoek houdt tevens de
vaststelling in dat een referendum zal worden gehouden.
Artikel 51
1 Nadat de werkzaamheden, bedoeld in artikel 48 en 49, eerste tot en met derde
lid, zijn beëindigd, worden de lijsten in een pak gedaan. Het pak wordt
verzegeld.
2 Op het pak wordt vermeld:
a. het aantal afgelegde ondersteuningsverklaringen;
b. het aantal geldige en ongeldige ondersteuningsverklaringen indien artikel 45,
tweede lid, is toegepast;
c. een aanduiding van de wet waarop de ondersteuningsverklaringen betrekking
hebben.
Artikel 52
1 Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds
proces-verbaal opgemaakt.
2 Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau
ondertekend.
3 Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 53
1 De voorzitter van het centraal stembureau maakt het besluit inzake de
toelating van het definitieve verzoek zo spoedig mogelijk openbaar door
mededeling van het besluit in de Staatscourant.
2 De voorzitter doet van het besluit inzake de toelating van het inleidend
verzoek mededeling aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en aan Onze Minister.
Artikel 54
1 De voorzitter van het centraal stembureau draagt er zorg voor dat het
verzegelde pak, bedoeld in artikel 51, wordt vernietigd nadat drie maanden zijn
verstreken nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal worden
gehouden of, indien de officier van justitie of de rechter-commissaris in het
kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht
van het verzegelde pak, nadat dit onderzoek is afgerond, of, indien
strafvervolging is ingesteld of grond van deze wet, nadat er een onherroepelijke
rechterlijke uitspraak is. Van deze vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
2 De voorzitter is nadat onherroepelijk is vastgesteld dat geen referendum zal
worden gehouden bevoegd het verzegelde pak, bedoeld in artikel 51, ten dienst
van een onderzoek naar enig strafbaar feit over te dragen aan de officier van
justitie.
Hoofdstuk 8. De stemming
Artikel 55
1 Binnen een week nadat het besluit van het centraal stembureau dat een
referendum zal worden gehouden, onherroepelijk is geworden, stelt de
referendumcommissie, na overleg met Onze Minister, de dag van de stemming vast.
De bekendmaking van het besluit geschiedt door kennisgeving in de Staatscourant.
2 Als dag van de stemming wordt een woensdag aangewezen binnen een termijn die
aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de dagtekening van
het besluit.
3 Voor de berekening van de termijn van zes maanden wordt de periode van 1 juli
tot en met 31 augustus niet meegeteld.
Artikel 56
1 Indien binnen de in artikel 55, tweede lid, bedoelde termijn een of meer
stemmingen voor een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, provinciale staten, de algemene besturen van waterschappen, de
gemeenteraden of het Europees Parlement plaatsvinden, of een ander referendum op
basis van deze wet, wordt als dag van de stemming voor het referendum aangewezen
de dag van die stemming, onderscheidenlijk één van die stemmingen.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden
gegeven met het oog op de combinatie van stemmingen als bedoeld in het eerste
lid.
Artikel 57
1 De tekst van een aan een referendum onderworpen wet is gedurende vier weken
voorafgaande aan de stemming kosteloos het gemeentehuis van elke gemeente
verkrijgbaar. De burgemeester brengt dit ter openbare kennis.
2 De referendumcommissie verschaft informatie over een aan een referendum
onderworpen wet.
3 Bij een referendum over de goedkeuring van een verdrag geldt het in dit
artikel bepaalde mede ten aanzien van de tekst van het verdrag.
Artikel 58
1 Op het bij de stemming te bezigen stembiljet wordt de vraag vermeld of de
kiezer voor of tegen de aan het referendum onderworpen wet is, met dien
verstande dat de referendumcommissie vaststelt hoe de wet wordt aangeduid. Op de
achterzijde wordt de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau
gedrukt.
2 Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.
Artikel 59
Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 1, tweede tot en met vijfde lid,
J 4, J 4a, J 5, eerste lid, J 7 tot en met J 8, J 10, J 11, eerste en tweede
lid, J 12 tot en met J 19, J 21 tot en met J 31 en J 35 tot en met J 38 van de
Kieswet van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel J 5, eerste lid, de zinsnede «en dat ligt in het gebied van het
orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» buiten toepassing blijft;
b. in de artikelen J 5, eerste lid en J 7 in plaats van «dag van de
kandidaatstelling» wordt gelezen: vierenveertigste dag voor de dag van stemming;
c. in artikel J 11, eerste lid, in plaats van «het orgaan waarvoor de verkiezing
wordt gehouden» wordt gelezen: het referendum;
d. in artikel J 24, eerste lid, in plaats van «de verkiezing» wordt gelezen: het
referendum;
e. in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de kandidaat van zijn keuze»
wordt gelezen: zijn keuze inzake de wet.
Artikel 60
1 Met toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet kan gestemd worden met een
kiezerspas.
2 Bij de toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet wordt het volgende in acht
genomen:
a. in artikel K 1 blijft de zinsnede «binnen het gebied van het orgaan waarvoor
de verkiezing wordt gehouden,» en het tweede lid buiten toepassing;
b. in de artikelen K 3, eerste en tweede lid, K 6, tweede lid, en K 8, tweede
lid, in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen:
vierenveertigste dag voor de dag van stemming.
Artikel 61
Met toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet kan bij volmacht worden gestemd,
met dien verstande dat in de artikelen L 7, tweede lid, L 8, eerste en tweede
lid, en L 11, eerste lid, in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt
gelezen: vierenveertigste dag voor de dag van stemming.
Artikel 62
1 Met toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet kan bij een referendum door een
kiezer die op de vierenveertigste dag voor de dag van stemming zijn werkelijke
woonplaats buiten Nederland heeft of op de dag van de stemming buiten Nederland
verblijft, per brief worden gestemd.
2 Bij de toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet wordt het volgende in acht
genomen:
a. in artikel M 7, eerste lid, wordt in plaats van «de kandidaat van zijn keuze»
gelezen: zijn keuze inzake de aan het referendum onderworpen wet;
b. in artikel M 7, tweede lid, wordt gelezen: Daarna vouwt hij het stembiljet
dicht en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet.;
c. in de artikelen M 7, vierde lid, tweede volzin, en M 10, eerste lid, tweede
volzin, wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen:
vierenveertigste dag voor de dag van stemming;
d. artikel M 7, vierde lid, derde volzin, is niet van toepassing;
e. in artikel M 8, vierde lid, wordt in plaats van «nadat over de toelating van
de gekozenen is beslist» gelezen: nadat de uitslag van het referendum is
vastgesteld.
3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden
gegeven met het oog op de combinatie van stemmingen voor kiezers die per brief
stemmen.
Hoofdstuk 9. De stemopneming door het stembureau
Artikel 63
1 Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, vindt de stemopneming plaats.
2 De artikelen N 1 tot en met N 5 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien
verstande dat in artikel N 5 de woorden «en voegen deze lijstgewijze bijeen»
buiten toepassing blijven.
Artikel 64
1 Het stembureau stelt vast:
a. het aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is
uitgebracht;
b. het aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is
uitgebracht;
c. het aantal blanco stemmen;
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal
geldig uitgebrachte stemmen;
e. het aantal ongeldige stemmen.
2 De artikelen N 6, derde lid, en N 7 tot en met N 8a van de Kieswet zijn van
toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel N 6, derde lid, in plaats van «op kandidaten» gelezen wordt: voor
en tegen de aan het referendum onderworpen wet;
b. in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem
uitbrengt» gelezen wordt: welke keuze hij doet.
Artikel 65
1 Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter de in artikel 64
bedoelde aantallen stemmen bekend. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling
bezwaren worden ingebracht.
2 Artikel N 9, tweede, derde en vierde lid, van de Kieswet is van toepassing,
met dien verstande dat:
a. in artikel N 9, derde lid, in plaats van «lijstgewijs gerangschikt» gelezen
wordt: verdeeld in stemmen voor en stemmen tegen de wet;
b. artikel N 9, vierde lid, onder b, gelezen wordt: het aantal stembiljetten dat
het pak bevat.
Artikel 66
De artikelen N 10 en N 11, eerste lid, van de Kieswet zijn van toepassing.
Artikel 67
1 Nadat de burgemeester van alle in zijn gemeente gevestigde stembureaus het
proces-verbaal van de stemming en de stemopneming heeft ontvangen, stelt hij
voor zijn gemeente de totalen van de in artikel 64, eerste lid, bedoelde
aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht en het
verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het
aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft de burgemeester een
verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil. Tevens stelt hij op
basis van de registratie, bedoeld in artikel 20, het aantal kiesgerechtigden in
de gemeente vast.
2 De burgemeester van ’s-Gravenhage maakt bij de vaststelling van de in artikel
64 bedoelde aantallen apart melding van het aantal stemmen dat in de
briefstembureaus is uitgebracht. Tevens maakt hij apart melding van het aantal
geregistreerde kiesgerechtigde personen met een woonplaats buiten Nederland.
3 Voor de in het eerste lid bedoelde vaststelling wordt gebruik gemaakt van een
formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
Artikel 68
De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal, met daarbij
gevoegd de opgaven van de door hem vastgestelde aantallen stemmen en
kiesgerechtigden onverwijld worden overgebracht naar de voorzitter van het
hoofdstembureau. Tevens legt hij een afschrift van deze stukken onverwijld voor
een ieder ter inzage op het gemeentehuis totdat de uitslag van het referendum is
vastgesteld.
Artikel 69
De artikelen N 12, tweede, derde en vierde lid, en N 13 tot en met N 21 van de
Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:
a. in de aanhef van artikel N 12, derde lid, in plaats van «nadat over de
toelating van de gekozenen is beslist» gelezen wordt: nadat de uitslag van het
referendum is vastgesteld;
b. in artikel N 12, derde lid, onderdeel b, in plaats van «een strafbaar
gestelde gedraging in de Kieswet, de artikelen 125 tot en met 129 van het
Wetboek van Strafrecht of de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van
Strafrecht BES» gelezen wordt: een in deze wet strafbaar gestelde gedraging;
c. in artikel N 13 in plaats van «Nadat is beslist over de toelating van de
gekozenen» gelezen wordt «Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld» en
in plaats van «de afschriften, bedoeld in artikel N 12, eerste lid» gelezen
wordt: de afschriften, bedoeld in artikel 68.
Hoofdstuk 10. De vaststelling van de uitslag van het referendum
Artikel 71
1 Het hoofdstembureau houdt op de tweede dag na de stemming om tien uur een
openbare zitting.
2 De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
Artikel 72
1 Het hoofdstembureau stelt de totalen van de in artikel 64, eerste lid,
bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht,
het aantal kiesgerechtigden en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de
stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover
mogelijk geeft het hoofdstembureau een verklaring voor het in de vorige volzin
bedoelde verschil.
2 De voorzitter maakt de aldus verkregen uitkomsten bekend.
3 Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
Artikel 73
1 Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan onmiddellijk
proces-verbaal opgemaakt. Alle ingebrachte bezwaren worden in het proces-verbaal
vermeld.
2 Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het hoofdstembureau
getekend.
3 Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 74
1 Het hoofdstembureau maakt het proces-verbaal onverwijld op een algemeen
toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan
hiervoor een internetadres worden aangewezen.
2 Het hoofdstembureau brengt zijn proces-verbaal onverwijld naar het centraal
stembureau over.
3 Het hoofdstembureau brengt de processen-verbaal van de stembureaus en de
opgaven, bedoeld in artikel 68 naar het centraal stembureau over.
Artikel 75
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
betreffende de taak van het hoofdstembureau inzake de vaststelling van de
uitslag van het referendum.
Artikel 76
1 Onmiddellijk nadat de processen-verbaal van alle hoofdstembureaus zijn
ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot het verrichten van de
werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van de opkomst en de uitslag van
het referendum.
2 Artikel P 1a van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat in het
eerste en het tweede lid in plaats van «de uitslag van de verkiezing of de
berekening van de zetelverdeling» wordt gelezen: de uitslag van het referendum.
Artikel 77
1 Het centraal stembureau onderzoekt de geldigheid van de stemming en de
juistheid van de vaststelling van de uitkomsten van de stemming door de
stembureaus en de hoofdstembureaus, en beslist de geschillen die te dien aanzien
rijzen. Het neemt daartoe kennis van de processen-verbaal van de stembureaus en
de hoofdstembureaus.
2 Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan het centraal
stembureau tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een
of meer stembureaus besluiten. De burgemeester die de desbetreffende
stembiljetten onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau
onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na ontvangst van de stembiljetten gaat
het centraal stembureau onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd
daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de
processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming is hoofdstuk N,
paragraaf 1, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.
3 Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is het centraal
stembureau tevens bevoegd de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 van de
Kieswet, te openen. De burgemeester die de desbetreffende pakken onder zich
heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat
orgaan overbrengen. Na beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de
geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel N 2 van de
Kieswet voorgeschreven wijze.
Artikel 78
1 Indien het centraal stembureau besluit dat het referendum ongeldig is wegens
de ongeldigheid van de stemming in één of meer stembureaus, geeft de voorzitter
daarvan onverwijld kennis aan Onze Minister.
2 Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in
de in het eerste lid bedoelde stembureaus een nieuwe stemming plaats en wordt de
uitslag van het referendum opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt
vastgesteld door Onze Minister.
3 Artikel V 7 van de Kieswet is van toepassing.
Artikel 79
Het centraal stembureau stelt vast:
a. het totale aantal stemmen dat voor de aan het referendum onderworpen wet is
uitgebracht;
b. het totale aantal stemmen dat tegen de aan het referendum onderworpen wet is
uitgebracht;
c. het totale aantal blanco stemmen dat is uitgebracht;
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale
aantal geldig uitgebrachte stemmen;
e. het totale aantal ongeldige stemmen;
f. het totale aantal kiesgerechtigden;
g. het totale aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht;
h. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en
het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het centraal
stembureau hiervoor een verklaring.
Artikel 80
Het centraal stembureau stelt de opkomst vast door de som van het totale aantal
geldige en het totale aantal ongeldige stemmen te delen door het totale aantal
kiesgerechtigden.
Artikel 81
Het centraal stembureau stelt vervolgens vast hoeveel procent van de kiezers die
een geldige stem hebben uitgebracht zich voor en hoeveel procent van de kiezers
die een geldige stem hebben uitgebracht zich tegen de aan het referendum
onderworpen wet hebben uitgesproken.
Artikel 82
1 De voorzitter van het centraal stembureau maakt de opkomst en de uitslag van
het referendum zo spoedig mogelijk bekend. De bekendmaking geschiedt in een
openbare zitting van het centraal stembureau.
2 Dag en uur van de zitting worden door de voorzitter tijdig bekend gemaakt. De
wijze van bekendmaking wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
3 De aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren inbrengen.
4 De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens de zitting.
Artikel 83
1 Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds
proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden de opkomst en de uitslag
van het referendum, alle ingebrachte bezwaren, alsmede de gerezen geschillen en
de beslissingen die te dien aanzien zijn genomen, vermeld.
2 Het proces-verbaal wordt door alle aanwezige leden van het centraal stembureau
getekend.
3 Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld.
Artikel 84
Het centraal stembureau maakt zijn proces-verbaal onverwijld op een algemeen
toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan
hiervoor een internetadres worden aangewezen.
Artikel 85
De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het
proces-verbaal toekomen aan de voorzitter van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en Onze
Minister.
Artikel 86
1 Het centraal stembureau bewaart de pakken, bedoeld in artikel 77, tweede lid,
drie maanden nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. Daarna
vernietigt hij deze stukken onmiddellijk, tenzij:
a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een
strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze
stukken, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is
afgerond;
b. strafvervolging is ingesteld wegens een in deze wet strafbaar gestelde
gedraging, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een
onherroepelijke rechterlijke uitspraak is.
2 Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
3 Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld, is het centraal stembureau
bevoegd, de pakken, bedoeld in artikel 77, tweede lid, het proces-verbaal,
bedoeld in artikel 83 en de processen-verbaal van de hoofdstembureaus, ten
dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit aan de officier van justitie
over te dragen.
Hoofdstuk 11. De referendumcommissie
Artikel 87
1 Er is een referendumcommissie.
2 De referendumcommissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.
3 De leden worden benoemd voor een periode van vier jaren. De leden kunnen
worden herbenoemd.
4 Onze Minister neemt een besluit als bedoeld in het derde lid niet eerder dan
vier weken nadat het voornemen daartoe in overeenstemming met het gevoelen van
de ministerraad, aan de beide kamers der Staten-Generaal is meegedeeld.
5 Het besluit wordt zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de termijn,
bedoeld in het vierde lid, genomen.
Artikel 88
Artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing.
Artikel 89
1 De referendumcommissie heeft een secretaris.
2 Aan de secretaris kunnen andere medewerkers worden toegevoegd.
3 De secretaris en de andere medewerkers zijn geen lid van de
referendumcommissie.
4 Onze Minister benoemt de secretaris en de andere medewerkers.
Artikel 90
1 De referendumcommissie verstrekt informatie aan de kiezer over een aan een
referendum onderworpen wet.
2 Daarnaast verstrekt de referendumcommissie subsidies ten behoeve van
maatschappelijke initiatieven die zich ten doel stellen het publieke debat in
Nederland over de aan het referendum onderworpen wet te bevorderen.
3 De referendumcommissie stelt ter uitvoering van de taak, genoemd het tweede
lid, een regeling vast. In deze regeling wordt in ieder geval een
subsidieplafond vastgesteld. Het subsidieplafond bedraagt ten hoogste € 2
miljoen per referendum.
Hoofdstuk 12. Bepalingen inzake beroep
Artikel 91
Bij besluiten als bedoeld in de artikelen 6, 14, 32, eerste lid, 44, eerste lid,
79, 80 en 81 gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht:
a. In afwijking van artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een
beroepschrift zes dagen.
b. Titel 8.3 is niet van toepassing.
c. In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, bedraagt de termijn binnen welke
de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te
vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State kan een kortere termijn stellen.
d. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt de zaak met
toepassing van afdeling 8.2.3. Afdeling 8.2.4 blijft buiten toepassing. Aan het
bestuursorgaan wordt terstond een afschrift van het beroepschrift gezonden.
Artikel 92
1 In de volgende gevallen doet de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State uitspraak uiterlijk op de zesde dag nadat het beroepschrift is ontvangen:
a. beroep tegen een besluit van de voorzitter van het centraal stembureau inzake
het inleidend verzoek tot het houden van een referendum;
b. beroep tegen een besluit van het centraal stembureau inzake het definitieve
verzoek tot het houden van een referendum;
c. beroep tegen een besluit of een wet aan een referendum kan worden
onderworpen.
2 Indien de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
strekt tot gegrondverklaring van het beroep, treedt de uitspraak in de plaats
van het vernietigde besluit.
3 De voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt
partijen onverwijld in kennis van de uitspraak.
Hoofdstuk 13. Strafbepalingen
Artikel 93
Degene die meer dan één verzoek indient of meer dan één ondersteuningsverklaring
aflegt voor het houden van een referendum over dezelfde wet, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Artikel 94
Degene die zich bij het indienen van een referendumverzoek of het afleggen van
een ondersteuningsverklaring voordoet voor een ander, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde
categorie.
Artikel 95
Degene die bij een referendum door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk
iemand verhindert zijn of eens anders kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te
oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of
geldboete van de derde categorie.
Artikel 96
1 Degene die door gift of belofte iemand omkoopt om zijn recht een verzoek tot
het houden van een referendum in te dienen hetzij niet, hetzij wel uit te
oefenen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of
geldboete van de derde categorie.
2 Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer die zich door gift of belofte tot
een of ander laat omkopen.
Artikel 97
1 Degene die door gift of belofte iemand omkoopt om zijn recht een verzoek tot
het houden van een referendum te ondersteunen hetzij niet hetzij wel uit te
oefenen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of
geldboete van de derde categorie.
2 Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer die zich door gift of belofte tot
een of ander laat omkopen.
Artikel 98
Degene die iemand onder valse voorwendselen beweegt om een verzoek in te dienen
of een ondersteuningsverklaring af te leggen, wordt gestraft met een
gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Artikel 99
1 Degene die bij een referendum door gift of belofte iemand omkoopt om zijn of
eens anders kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van
de derde categorie.
2 Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer of de gemachtigde van een kiezer
die zich door gift of belofte tot een of ander laat omkopen.
Artikel 100
Degene die bij gelegenheid van een referendum enige bedrieglijke handeling
pleegt waardoor een stem van onwaarde wordt of een andere dan bij het uitbrengen
van de stem bedoelde keuze aangeeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Artikel 101
Degene die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan een referendum
deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of
geldboete van de derde categorie.
Artikel 102
Degene die bij een referendum opzettelijk een plaats gehad hebbende stemming
verijdelt of enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor aan de stemming een
andere uitslag wordt gegeven dan door de wettig uitgebrachte stemmen zou zijn
verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes
maanden of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 103
Degene die stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of
briefstembewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze bij een referendum
als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de
vierde categorie.
Artikel 104
Degene die bij een referendum opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of
door anderen doet gebruiken stembiljetten, stempassen, kiezerspassen,
volmachtbewijzen of briefstembewijzen, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst
of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of
deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen
te doen gebruiken, in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 105
Degene die stembiljetten, stempassen, kiezerspassen, volmachtbewijzen of
briefstembewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk bij een
referendum te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 106
1 Degene die bij een referendum door gift of belofte een kiezer omkoopt om
volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
2 Met dezelfde straf wordt gestraft de kiezer die zich door gift of belofte tot
het bij volmacht stemmen laat omkopen.
Artikel 107
1 Bij veroordeling wegens een van de in de artikelen 103 tot en met 106
omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°,
2° en 4°, van het Wetboek van Strafrecht dan wel, indien de ontzetting wordt
uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel
32, eerste lid, onder 1°, 2°, en 4° van het Wetboek van Strafrecht BES vermelde
rechten worden uitgesproken.
2 Bij veroordeling tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar wegens een van
de in de artikelen 95 en 101 tot en met 105 omschreven misdrijven, kan
ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van
Strafrecht dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter
in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 3° van het
Wetboek van Strafrecht BES vermelde recht worden uitgesproken.
Artikel 108
Degene die bij een referendum als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende
dat deze overleden is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of
geldboete van de tweede categorie.
Artikel 109
Degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert
ten einde hen te bewegen het formulier op hun stempas, bestemd voor het stemmen
bij volmacht bij een referendum, te ondertekenen en deze kaart af te geven,
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de derde
categorie.
Artikel 110
De werkgever die de hem bij artikel J 10 van de Kieswet juncto artikel 59 van
deze wet opgelegde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van
ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 111
De voorzitter, de leden en de opgeroepen plaatsvervangende leden van het
stembureau die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn zonder dat in
vervanging is voorzien, worden gestraft met geldboete van de eerste categorie.
Artikel 112
De in de artikelen 93 tot en met 106 bedoelde strafbare feiten worden als
misdrijven beschouwd en de in de artikelen 108 tot en met 111 bedoelde strafbare
feiten als overtredingen.
Hoofdstuk 13a. Het referendum in Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Artikel 113
Deze wet en de daarop berustende bepalingen is mede van toepassing in Bonaire,
Sint Eustatius en Saba, met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde.
Artikel 114
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder
«openbaar lichaam»: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
Artikel 115
1 Voor de toepassing van de bij deze wet gestelde, de bij deze wet van
toepassing verklaarde of de krachtens deze wet gestelde bepalingen in Bonaire,
Sint Eustatius en Saba, wordt, voor zover dit hoofdstuk niet andere bepaalt,
telkens in die bepalingen gelezen in plaats van:
a. «gemeente»: openbaar lichaam;
b. «burgemeester»: gezaghebber;
c. «burgemeester en wethouders»: het bestuurscollege;
d. «het gemeentehuis»: het bestuurskantoor;
e. «artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht»: artikel 2 van de Wet op de
identificatieplicht BES.
2 Indien uitsluitend de gemeente, de burgemeester of burgemeester en wethouders
van ’s-Gravenhage wordt bedoeld, geldt het eerste lid, onder a tot en met c,
niet.
Artikel 116
1 In afwijking van artikel 29, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene
van een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verzoek tot het houden van een
referendum indienen. Het verzoek dient binnen de termijn van vier weken, bedoeld
in artikel 29, eerste lid, door de gezaghebber te zijn ontvangen.
2 De lijst, bedoeld in artikel 29, derde en vierde lid, wordt kosteloos
beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg
voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
3 Na het verstrijken van de termijn van vier weken, bedoeld in artikel 29,
eerste lid, stelt de gezaghebber, indien er verzoeken zijn ingediend, vast:
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam ingediende verzoeken;
b. het aantal geldige verzoeken;
c. het aantal ongeldige verzoeken.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij
ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
4 Onverminderd artikel 33, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens
ongeldig de verzoeken die bij de gezaghebber zijn ingediend door personen die
niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende openbaar lichaam.
5 De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde
aantallen verzoeken en de lijsten met de verzoeken langs elektronische weg
uiterlijk de tweede dag na afloop van de termijn van vier weken, bedoeld in
artikel 29, ter kennis worden gebracht van de voorzitter van het centraal
stembureau. De voorzitter van het centraal stembureau betrekt de opgave en de
lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 33, tweede lid.
6 Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten met
verzoeken in een pak. Artikel 36 is van toepassing. De gezaghebber draagt er
zorg voor dat het pak, op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau
of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State per
post zo spoedig mogelijk wordt overgebracht naar het centraal stembureau,
respectievelijk de Afdeling.
7 Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 29, zesde
lid, 33, derde lid, onder a en onder b, artikel 35, en 39 voor «voorzitter van
het centraal stembureau» of «voorzitter» telkens gelezen: gezaghebber.
Artikel 117
Onverminderd artikel 33, derde lid, zijn tevens ongeldig de verzoeken die door
personen die zijn ingeschreven in de administratie van een openbaar lichaam bij
de voorzitter van het centraal stembureau zijn ingediend.
Artikel 118
1 In afwijking van artikel 41, eerste lid, kan iedere kiesgerechtigde ingezetene
van een openbaar lichaam bij de gezaghebber een verklaring ter ondersteuning van
het inleidend verzoek indienen. Het verzoek dient binnen de termijn van zes
weken, bedoeld in artikel 41, eerste lid, door de gezaghebber te zijn ontvangen.
2 De lijst, bedoeld in artikel 41 derde en vierde lid, wordt kosteloos
beschikbaar gesteld door de gezaghebber. Het centraal stembureau draagt er zorg
voor dat de gezaghebbers tijdig de beschikking hebben over de lijsten.
3 Na het verstrijken van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 41, eerste
lid, stelt de gezaghebber, indien er ondersteuningsverklaringen zijn ingediend,
vast:
a. het totaal aantal in het openbaar lichaam afgelegde
ondersteuningsverklaringen;
b. het aantal geldige ondersteuningsverklaringen;
c. het aantal ongeldige ondersteuningsverklaringen.
Voor de vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij
ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
4 Onverminderd artikel 45, derde lid, zijn in een openbaar lichaam tevens
ongeldig de ondersteuningsverklaringen die bij de gezaghebber zijn afgelegd door
personen die niet zijn ingeschreven in de administratie van het betreffende
openbaar lichaam.
5 De gezaghebber draagt er zorg voor dat de opgave van de door hem vastgestelde
aantallen ondersteuningsverklaringen en de lijsten met de
ondersteuningsverklaringen langs elektronische weg uiterlijk de tweede dag na
afloop van de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 41, ter kennis worden
gebracht van het centraal stembureau. Het centraal stembureau betrekt de opgave
en de lijsten bij de vaststelling, bedoeld in artikel 45, tweede lid.
6 Na de elektronische in kennisstelling doet de gezaghebber de lijsten in een
pak. Artikel 51 is van toepassing. De gezaghebber draagt er zorg voor dat het
pak, op verzoek van de voorzitter van het centraal stembureau of de voorzitter
van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State per post zo spoedig
mogelijk wordt overgebracht naar het centraal stembureau, respectievelijk de
Afdeling.
7 Voor de toepassing in een openbaar lichaam wordt in de artikelen 41, zesde
lid, 45, derde lid, onder a en onder b, en 54 voor «voorzitter van het centraal
stembureau» of «voorzitter» telkens gelezen: gezaghebber.
Artikel 119
Onverminderd artikel 45, derde lid, zijn tevens ongeldig de
ondersteuningsverklaringen die door personen die zijn ingeschreven in de
administratie van een openbaar lichaam bij de voorzitter van het centraal
stembureau zijn afgelegd.
Artikel 120
Geen beroep kan worden ingesteld tegen de vaststelling door de gezaghebber van
de aantallen verzoeken en aantallen ondersteuningsverklaringen als bedoeld in de
artikelen 116, derde lid, en artikel 117, derde lid.
Artikel 121
De artikelen Ya 11, Ya 12, Ya 40 en Ya 42 van de Kieswet zijn bij een referendum
van toepassing in een openbaar lichaam, met dien verstande dat:
a. in artikel Ya 11, eerste lid, in plaats van «artikel N 12, eerste lid» wordt
gelezen «artikel 70», in plaats van «vastgestelde aantallen stemmen» wordt
gelezen «vastgestelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden» en in plaats van
«totdat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt
en over de toelating van de gekozenen is beslist» wordt gelezen: totdat de
uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld;
b. in artikel Ya 12, eerste lid, in plaats van «artikel O 3» wordt gelezen:
artkel 75;
c. in artikel Ya 12, tweede lid, in plaats van «artikel O 5, eerste lid» wordt
gelezen: artikel 76, derde lid;
d. in artikel Ya 42, eerste lid, de zinsnede «en tegen een beschikking van de
eilandsraad als bedoeld in de artikelen X 5, derde lid, en X 8, vierde lid,»
buiten toepassing blijft.
Hoofdstuk 14. Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 122
Artikel Z 12, eerste lid, eerste volzin, en tweede tot en met vierde lid, van de
Kieswet is van toepassing.
Artikel 123
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en
vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 124
1 Binnen vier weken na de inwerkingtreding van deze wet wordt een voornemen als
bedoeld in artikel 87, vierde lid, aan de beide kamers der Staten-Generaal
meegedeeld.
2 Deze wet is niet van toepassing op wetten die zijn bekrachtigd en verdragen
die stilzwijgend zijn goedgekeurd voor de inwerkingtreding van deze wet.
Artikel 125
[Red: Wijzigt de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.]
Artikel 126
[Red: Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.]
Artikel 126a
[Red: Wijzigt de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale
stemopneming.]
Artikel 127
[Red: Wijzigt deze wet.]
Artikel 128
1 Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de vierde
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt
geplaatst en vervalt op het tijdstip waarop de wet of wetten ter uitvoering van
de in het voorstel tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van
bepalingen inzake het correctief referendum, ingevoegde paragraaf 1A van
hoofdstuk 5 van de Grondwet in werking treedt of treden.
2 Ten aanzien van wetten waarvoor op het tijdstip van het vervallen van deze wet
de termijn voor het indienen van een inleidend verzoek tot het houden van een
referendum is ingegaan, blijft het bepaalde in deze wet ook na dat tijdstip van
kracht.
Artikel 129
Deze wet wordt aangehaald als: Wet raadgevend referendum.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle
ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de
nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te
Wassenaar, 30 september 2014
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk
Uitgegeven de zesentwintigste maart 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steu